Heel lang hebben wij niet nagedacht over wat we precies in die 2,5 maand zouden doen, toen we besloten de vertrekdatum van ons ticket naar begin oktober te halen en een apart retourtje voor ons gebruikelijke kerstreces kochten, maar dat het op een volledige rondtoer door Namibië zou uitdraaien, hadden we nou ook weer niet verwacht.
Globaal dachten we het zuiden van Namibië te doen en als we in januari weer terug zouden zijn het noordelijke deel met een bezoek te vereren. We zouden het allemaal op ons gemak doen en meerdere dagen op dezelfde plaats blijven, maar de eerste de beste keer, dat we de daad bij het woord voegden, beviel ons dat helemaal niet. Dat was op de camping bij de Fish River Canyon. Daar stonden we dan helemaal alleen in de zinderende hitte, lastige vliegen van ons afslaand. Was dat de manier waarop we onze verdere reis wilden invullen? Zeker niet, we besloten zelfs om de reeds betaalde volgende dag voor gezien te houden en weer lekker te gaan rijden en al rijdende te genieten van het wonderschone landschap. Een landschap waar wij nooit genoeg van krijgen ook als is het niet de eerste keer dat we hier zijn. Ook een landschap, dat door zijn uitgestrektheid en enorme afstanden, niet in een foto te pakken is.
Van Upington zijn we in een tweetal etappes naar de Fish River Canyon gereden. Onderweg gebeurde er iets vreemds, waarvan we helaas pas later begrepen hoe bijzonder het was. We rijden over zo’n kaarsrecht stuk weg en zien ineens, ogenschijnlijk in the middle of nowhere, als Marsmannetje verklede mannen, de hele brede berm spuiten. Wat raar, hier groeit niks bijzonders, als er al wat groeit in deze kurkdroge omgeving. Dat zeggen we nog wel tegen elkaar. Misschien een 100 kilometer verder zien we ineens iets vreemds op de weg. Alsof er water over het asfalt vloeit! Het blijken beestjes te zijn die in hele grote getallen de weg oversteken. In eerste instantie denken we aan mieren, maar daar zijn ze wel wat groot voor. Het is de manier waarop ze zich in een brede baan over de weg bewegen, dat aan vloeistof doet denken. Helaas doen wij geen poging om dit fenomeen nader te beschouwen, laat staan dat we het gefotografeerd of gefilmd hebben, zelfs niet toen we het voor de tweede keer zagen. Nee, pas toen we weer zo’n grote ploeg mannen in die pakken zagen, begint bij ons een lampje te branden. Het zijn vast en zeker sprinkhanen. Wij wisten niet beter, dan sprinkhanenplagen komen alleen in Centraal Afrika voor, maar Willie Rossouw had dat misverstand al uit de wereld geholpen: ook in dit deel van Afrika dreigt dat te gebeuren! Jammer, dat we dat niet gefilmd hebben, maar gelukkig hebben we er wel enige duizenden geplet.
De Fish River Canyon wordt door de Lonely Planet beschreven als een van de grootste natuurlijke wonderen van Afrika en dat zou zomaar waar kunnen zijn. De maten zijn inderdaad indrukwekkend: de canyon heeft een lengte van 160 kilometer, is op sommige plekken 27 kilometer breed en 550 meter diep. Trouwe lezers weten, dat volgens de schrijver dezes maar één canyon de naam van de mooiste van de wereld mag hebben en dat is de Grand Canyon. Die kun je ook meerdere keren bezoeken en dan blijft het mooi. Het is denk ik ook al de vierde of vijfde keer, dat ik nu weer op het uitzichtpunt sta bij de Fish River, waarmee ik maar wil zeggen, dat dat ook iedere keer de moeite weer waard is.
Vanaf de canyon besluiten we verder zuidwaarts te rijden, door het Richtersveld Transfrontier NP op de grens met Zuid-Afrika. Nu hebben we deze route al eens vaker gereden, maar opnieuw
raken we onder de indruk van dit landschap. Alleen wij in ons Mannetje rijden hier, kilometerslang, met links en rechts bergen, soms nog een stukje canyon, dan weer uitgestrekte vlaktes met allerlei schakeringen van het kleurenpalet. Hier wonen geen mensen en voelen wij ons heel klein en stilletjes spreek ik de vurige wens uit, dat het Mannetje ons vooral nu niet in de steek moet laten. Als je dan over de laatste heuvelrug komt, ontvouwt zich ineens een heel groen landschap, dan weet je dat je de Oranje rivier bereikt hebt, die de grens vormt tussen Zuid-Afrika en Namibië. Hier wordt dankbaar gebruik gemaakt van het water in de rivier voor grootschalige irrigatie, waardoor een bloeiende wijncultuur kon ontstaan. Gingen we de vorige keren altijd linksaf richting grensovergang, we besluiten nu rechtsaf te gaan en de rivier letterlijk te volgen op haar weg naar de Atlantische Oceaan. Het zou een van de hoogtepunten van de afgelopen weken worden. Een pad van 90 kilometer lang, dat alleen
afstand neemt van de rivier als we de uitloper van een bergrug moeten passeren. Dan volgt een pas, die er qua hellingspercentage meestal niet om liegt en het uiterste van ons Mannetje vergt, maar als halverwege de afdaling de rivier met zijn groene omzoming weer in beeld komt, dan is het weer volop genieten. Al deze indrukken in combinatie met de hoge temperatuur, maakt wel, dat als we aan het eind van de middag in Rosh Pinah aankomen behoorlijk moe zijn en geen kilometer meer willen rijden. Het enige benzinestation geeft ons toestemming, dat we daar ons bivak op mogen slaan. Nauwelijks gesetteld gingen er in korte tijd een paar liter water naar binnen. Water? Hoor ik dat goed? Dat gelooft toch geen hond! Jawel water, zelfs een liter frisdrank. Maar dit ter geruststelling: het bier kwam snel daarna!
Door al die hitte verlangden we naar de koelte van de kust, waarop we besloten Lüderitz opnieuw met een bezoek te vereren. Dit plaatsje is bijna nog Duitser dan een dorp in Duitsland zelf. Omdat het belang van dit stadje ongeveer gelijktijdig afliep met de koloniale status van Namibië is het een beetje in het verleden blijven hangen. Je moet er ook wel wat voor over hebben om er te komen, want slechts één rechte kale weg van 125 kilometer leidt naar de kust. Onderweg is niets, helemaal niks. Sterker nog: als je de weg aan de zuidkant verlaat, loop je zelfs kans neergeschoten te worden, want dit is Sperrgebiet! Hier worden diamanten gevonden en de concessie loopt nog steeds. Dus wee je gebeente, als je het in je hoofd haalt om iets op eigen houtje te proberen.
Aangekomen in Lüderitz hebben we ons heerlijk geïnstalleerd op een camping, die op een vooruitgeschoven rots in de oceaan ligt. Er stond een lekker briesje, maar dat werd keurig opgevangen
door het voor dat doel aangeschafte windzeiltje van Obelink. Nu wilden we de volgende dagen(!) weer een tocht door de omgeving maken en het stadje zelf nader verkennen, dus hadden we meteen voor drie nachten geboekt. Dat was de laatste keer, dat we die fout maakten. Op de weersverwachting, zoals die op de telefoon wordt weergegeven, hadden we wel wat vreemde symbooltjes gezien, maar uitgelegd als bewolking. Vonden we wel een beetje raar, want doorgaans is het hier strakblauw. Nou, de volgende dag kwamen we er achter wat het werkelijk betekende: storm! Het Mannetje stond te schudden, dat het een lieve lust was. Hoewel, voor Wil had het meer het effect van een bootje op zee en werd prompt zeeziek. Nooit geweten, dat je dat ook op het vasteland kunt worden, maar Wil bewees, dat het kan. Het werd allemaal wel wat beter, toen ik ons Mannetje met z’n achterste in de wind had gezet. Van sightseeing kwam dus helemaal niets en omdat de verwachting voor de volgende dagen hetzelfde was, besloten we de volgende dag maar weer te vertrekken, niet overigens zonder eerst een bezoek te hebben gebracht aan het Diaz Point, waar op een rots een replica geplaatst is van een kruis, dat hier in 1488 door de ontdekkingsreiziger Bartholomeus Diaz is achter gelaten, toen hij terugkwam van zijn reis naar Kaap de Goede Hoop. Ook met een stevige wind erbij blijft het een mooie route.
Nou, die frisse neus hebben we dus gekregen, meer dan ons lief was. Het kwam nog net niet onze neus uit, maar een natte neus hebben we er wel van gekregen. Dus weer de 125 kilometer terug en de warmte in op weg naar het Namib Naukluft NP, het volgende hoogtepunt op herhaling en meestal Sossus Vlei genoemd, naar het hoogste zandduin in dit park. Net buiten Lüderitz zagen we ook wat het effect van de storm op het verkeer heeft. Overal zijn zandschuivers bezig om de weg open te houden vanwege de zandverstuivingen. Voor de route van Aus naar Sossus Vlei kozen we een route, die we nog nooit eerder hebben gereden. En alweer komen we superlatieven te kort om de woestheid van het landschap te beschrijven. Tot vlakbij Helmeringhausen, was de weg ook goed te berijden. Voor ons houdt dat in: niet teveel wasborden, want dan zijn we bang dat ons Mannetje uit elkaar valt. En de vullingen uit ons gebit. Hoewel we niet in Helmeringhausen moesten zijn, zijn we toch die paar kilometer doorgereden, omdat Wil zich er niets meer van kon herinneren en ik een vieze smaak in mijn mond krijg als ik daaraan denk. Dit behoeft enige toelichting. Toen wij jaren geleden hier op de camping stonden, voelden we ons al tweederangs gast. Er was een busgezelschap in het hotel en de eigenaren zagen die campinggasten nauwelijks staan. De volgende
morgen, dacht ik een probleem te hebben met het opbouwen van de luchtdruk, erg belangrijk voor de remmen. Ik vroeg de eigenaar of hij iemand wist, die kon helpen. Ik kreeg nauwelijks antwoord. Maar de vrouw zorgde voor de grootste grofheid: het was bijna 12.00 uur en als we niet gauw weg waren, moesten we een extra dag betalen! Hoezo gastvrij? We hebben voor de deur van het hotel geluncht. Graag had ik meegemaakt, dat ze naar ons toe was gekomen om te vragen of we een campingplaats zochten. Dan had ik heel gemeen kunnen zeggen: “Jazeker, maar niet bij jou!” Helaas, die kleine genoegdoening was ons niet gegeven.
Aan het Naukluft en de Sossus Vlei wil ik dit keer niet veel woorden besteden. Het is een natuurfenomeen, dat je eens gezien moet hebben. De meeste mensen gaan ’s morgens heel vroeg op stap, maar wij vinden dat de ondergaande zon veel mooiere beelden levert. Bovendien ben je dan bijna alleen. Wij hadden de auto aan het eind van de vallei geparkeerd om de rest van de dag te luieren en te lezen. Ons Mannetje moet daarbij voor schaduw zorgen. Zo zitten we eerst aan de westkant en zien de schaduw steeds kleiner worden, rond de lunch is er helemaal geen schaduw meer, maar dan zitten we binnen. Met een verkoelend windje door de raampjes is het daar best uit te houden. Langzaam maar zeker komt er dan schaduw aan de oostkant en zo zien we de zon, die hier bijna loodrecht boven ons staat, van oost naar west verschuiven. Met nog twee uur te gaan tot zonsondergang, beginnen wij te rijden en maken de mooiste opnames. In de Wereld van Wenters draait tijdens de expositie een filmpje van mijn hand genaamd “Symfonie van zand”. Dan krijg je een goed beeld van deze prachtige zandduinen.
Van de woestijn togen we vervolgens naar Swakopmund, ook zo’n Duits overblijfsel. Nu gingen we duidelijk met de bedoeling om onszelf te verwennen. Dat is aardig gelukt
met frequente bezoeken aan restaurants en cafés. Zo zaten we ’s middags al vroeg aan een cocktail (geen geld hier) om via een sushi restaurant af te zakken naar een restaurant met de hoogste score van Swakopmund (ook weinig) vlakbij onze camping, zodat we na een korte wandeling het bed in konden duiken. En dat twee dagen achter elkaar!
Gingen we er in ons oorspronkelijke plan vanuit, dat we nu naar Windhoek zouden gaan, een mooie tocht moest nog beginnen. Allereerst weer een paar honderd kilometer langs de zeer onherbergzame kust, via Cape Cross door het Skeleton Coast NP naar het Kaokoland. Door een koude golfstroom langs de kust regent het hier zelden en is er geen onderscheid tussen duinen en het achterland. Eigenlijk zijn er meestal helemaal geen duinen, maar rijst het land langzaam uit zee en eerst veel verder landinwaarts ontstaan dan heuvels en bergen.
Op Cape Cross hebben we dit keer zelfs overnacht. Helemaal alleen, met de brekende golven als achtergrondmuziek. Op dit plekje aan de kust verzamelen zich honderden, zo niet duizenden zeehonden. In deze tijd van het jaar zijn er ook ontzettend veel jongen. Hoe zo’n kolonie sociaal in elkaar steekt, weten wij niet, maar als leek verbazen wij ons er zeer over, sterker nog, we voelen ons er helemaal niet prettig bij. Want wat wil het geval? Zoals gezegd zijn er veel jongen, maar een groot deel van die jongen overleeft het niet. Overal kruipen ze rond, blèrend, huilend, zoekend naar hun moeder. Die gaan een zekere ondergang tegemoet, want eenmaal weg bij de ouder, is het gebeurd. De meeuwen, die gek zijn op de nageboortes, versmaden ook zo’n jong niet, hoewel ikzelf de indruk heb, dat ze wat moeite hebben met de huid van zo’n jong. Ondertussen gaan de ouderen te keer of ze voortdurend ruzie hebben. Er wordt gegrauwd en gesnauwd, zelfs gebeten, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Zal het voor hen ook wel zijn, maar wij kijken ernaar en denken met ons mensenverstand: “Wat bezielt die beesten toch om daar met z’n allen op een kluitje te zitten en zo met elkaar om te gaan?”
Om dit verslag niet nog langer te maken, maak ik een sprong naar de afgelopen dagen. Via alweer een voor ons nieuwe route via Sesfontein zijn we door het land van de
Himba’s naar de Epupa Falls gereden, een waterval in de Cunene, de grensrivier met Angola. Die zijn vanwege het droge seizoen, niet op zijn indrukwekkends maar toch interessant. Misschien nog een keer terug in februari of maart? Twee keer op het terras van de lodge met uitzicht op de waterval gegeten, waardoor het vakantiegevoel versterkt wordt. Misschien hadden we die nieuwe energie wel weer nodig, want ons wachtte nog een tocht langs de rivier naar Ruacana. Aan een lokaal bekende gids had ik gevraagd of wij die route ook konden rijden en hij zei, kijkend naar ons Mannetje: “Piece of cake!” Wat een tocht, een uitdaging voor mens en machine, zo zou je het kunnen noemen, ik ben er nog vol van. Het is een van de mooiste tochten geworden, die we in Afrika gereden hebben, het Parijs-Dakar gevoel kwam weer terug, zo we telkens omlaag doken om weer een aanloop te nemen naar de volgende helling. vooral als deze overgangen vloeiend verliepen, was het gewoon gas erop en zien hoe ver je kwam. Wil vergeleek het al met skiën. Je laat je lekker gaan om de volgende helling zonder moeite te kunnen nemen. En wat als je niet genoeg snelheid heb? Ja, dan wordt het bij het skiën klauteren. En wat als je met je Mannetje niet genoeg snelheid hebt? Dan wordt het terugschakelen, maar als je het verkeerd inschat, dan sta je stil op de helling, want
geloof me, geen schijn van kans om hem in die situatie nog in zijn eerste versnelling te krijgen. Gelukkig heeft een vrachtauto een hele goede handrem, net zo goed als de
voetrem. Dus rem erop, versnelling in de 1e en dan volgt de ultieme hellingproef. Tot nu toe ben ik voor iedere proef geslaagd. Slechts eenmaal duurde de strijd tussen de zwaartekracht en de PK´s van ons Mannetje een paar seconden, alvorens eerstgenoemde het opgaf. Onder het uitbraken van heel veel rook, kropen we langzaam verder omhoog. Verder is het natuurlijk een geruststellende gedachte, dat je nog een lage gearing ter beschikking hebt, waar je nog op terug kunt vallen, mocht de 1e versnelling het ook niet halen. Was allemaal niet nodig. Het pad, de weg, is eigenlijk helemaal niet zo slecht. Sterker nog: veel minder wasborden, dan op de heenweg naar de Falls komend van Opuwo. De uitdaging zat hem in de hoogteverschillen en alle zijriviertjes, die momenteel op een enkele na, allemaal droog staan, maar die rivierbedding moet je dan wel doorheen. Soms is het mul zand, maar meestal is het zeer rotsachtig. Dan dreigt het stuur uit je handen te slaan, maar ons Mannetje gedraagt zich voorbeeldig en overwint al deze barrières en geeft zijn baasjes het gevoel, toch weer iets bijzonders te hebben gedaan. Dat gevoel wordt overigens versterkt als we op de camping in Ruacana met Bruno praten. Hij is zelf 70 en schat ons jonger in! Als hij hoort dat we 76 zijn en echt die route hebben gereden, is hij behoorlijk onder de indruk. En dat doet je toch goed.
Over Bruno ga ik het in mijn laatste verslag nog wel hebben. Een hele bijzondere man met een zeer interessante achtergrond. Waar dat laatste verslag vandaan komt en wat daarin nog meer staat, zal sterk afhangen van de ontwikkelingen op vlieggebied. Wij hebben tickets van de Lufthansa om via Johannesburg en Frankfurt naar Düsseldorf te vliegen, maar sinds de nieuwe variant is ontdekt, willen ze alleen nog maar Duitsers vervoeren. Van huis uit was ik een voorstander van een verenigd Europa, maar van alle Corona perikelen heb ik in ieder geval geleerd, dat als het om echt belangrijke zaken gaat, er geen verenigd Europa bestaat. Jammer.
Tot de volgende keer.
Hoi Gerard en Wil,
Wat een mooi verslag.Maar vooral weer een mooie reis langs de Oranjerivier en de kust.
Was een superplek daar op de Camping op de uitstekende rots. Dat was echt genieten.
Ik leef helemaal, met jullie mee, want dergelijke ervaringen -ook van Stormen – hadden wij ook, maar dan in Europa . ( Frankrijk) .
Ga jullie goed ! ????????????????????
Hoi Gerard en Wil,
Bedankt weer voor jullie reis belevingsverslag, ik als (mee) zeiler moest wel lachen zeeziek worden in een Mannetje dat op het droge staat
Tja nu nog spannend waar jullie de kerst en de verjaardag van Wil gaan doorbrengen, ik zou zeggen mocht het toch in Zuid Afrika zijn zoek dan een heeeeeel bijzondere plek uit, want dit gebeurt maar eens in jullie leven
Ben benieuwd naar de volgende verhalen zeker die van Bruno de Verschrikkelijke? Of male Pietje? Of ??
Koude gure wind groet uit Ede
Gerard & Wil.
Mij ooi verslag, prachtige foto’s. Als altijd eigenlijk. Maar, zeeziek van de wind is een heel nieuw verhaal.
En dat terwijl Wil toch heel wat gewend is met jou aan stuur in welke cabrio danook in de Alpen, Vogezen of Pyreneen. Zeker dat het niet aan de mosselen of de witte wijn lag? Hoe het ook zij, als je nog terug kunt komen liggen de boosters, de PCR-tests en de mondkapjes hier op je te wachten. Dus, stay safe!
Joost
Wat een prachtig verslag.
Jullie maken weer veel
Mee.
Goede reis.
Schitterend avontuur weer!
Beschreven op een manier die je in gedachten zo meeneemt door jullie belevenissen. Met de gemeenschappelijke ervaring in de Canon in m’n geheugen gegrift helemaal natuurlijk!
Stay save!
Grtn Rik
Dag Gerard en Wil,
Mooi verhaal weer. Ook dit keer geen horror. We krijgen deze maand allemaal (mits op leeftijd) een derde prik, een zogenaamde booster. Die schijn je te moeten hebben binnen tussen de zes en negen maanden na de laatste prik.
Ik begrijp dat jullie met de Kerst niet naar Winterswijk gaan? Overwinteren in Afrika lijkt me ook geen straf.
Vr. gr.
Han
Mooiman! en vrouw natuurlijk!