You are here: Home > Ghana > De Goudkust

De Goudkust

Alleen al hier aan de Goudkust van Afrika hebben bijna 40 forten en kastelen gestaan. Bij ongeveer een derde daarvan zijn Nederlanders betrokken geweest. Voor een deel hebben onze voorvaderen ze zelf gebouwd, voor een deel hebben ze die fortificaties veroverd op andere Europese handelaren. Die forten en kastelen werden niet gebouwd om de lokale bevolking te onderdrukken, maar om hun handelsbelangen te beschermen tegen andere, op winstbejag beluste concurrenten. Bij Elmina en Cape Coast staan een paar van de mooiste exemplaren, die bewaard zijn gebleven en die we uiteraard ook bekeken hebben; maar daarover later meer.

We verlieten jullie, toen we net waren neergestreken op The Green Turtle Lodge en ons laafden aan de verkoelende zeewind. Een prachtige locatie, die terecht in de diverse reisgidsen als pareltje wordt geprezen. Je moet wel weer eerst 8 km over een uiterst slecht pad rijden, voor je gevoel ga je naar  “naar het eind van de wereld”, voordat je op de plaats van bestemming aankomt. De locatie zal natuurlijk altijd mooi blijven, maar wij vrezen wel, dat het met de goede naam de verkeerde kant op gaat, nu de eigenaren terug zijn naar Engeland en de lodge te koop staat. Het personeel was niet erg vriendelijk. Maar wat kun je verwachten als de tijdelijke baas niet eens naar je toekomt om je als nieuwe gast te begroeten? Hij kon ons echt niet over het hoofd zien, want zoveel gasten waren er niet. De volgende morgen kwam hij op bezoek. Even dachten we nog, dat hij goed kwam maken, wat hij de vorige dag verzuimd had, maar toen bleek dat hij een zware hamer van ons nodig had! Maar goed, zoals gezegd, de plek zelf was super en daar konden we het gemakkelijk een week volhouden.

Veel was er in de directe omgeving niet te doen, wilden we eigenlijk ook niet, maar een bezoek aan een klein vissersplaatsje, gelegen aan de monding van een rivier, hebben we nog wel afgelegd, mede omdat we dachten daar nog wat inkopen te kunnen doen. Hoewel er ruimte genoeg is, woont men daar in hele kleine huisjes, eigenlijk meer hutjes, op en aan elkaar in hele nauwe straatjes. Omdat een belangrijk deel van het leven buitenshuis plaatsvindt, voel je je als bezoeker enigszins een indringer. Men is bezig de was te doen, het eten te bereiden, het kind de borst te geven en kijkt verstoord op als je aan komt lopen. Tenminste, zo voelt het, maar als je in die doolhof van straatjes even weifelend blijft staan, wordt je vriendelijk gevraagd wat je zoekt (“naar de brug”) en wordt je uitgelegd hoe je daar moet komen. Die brug was voor ons belangrijk omdat we begrepen hadden, dat aan de andere kant van de rivier wat winkeltjes zouden zijn; maar helaas, niets van dat alles. Vreemd was ook, dat ons zelfs geen vis werd aangeboden. 

De Brug met dreigende wolken op de achtergrond

De hele middag, eigenlijk al de hele dag, hingen er boven zee donkere wolken. Maar omdat die daar al zo lang hingen, hadden we daar verder geen acht op geslagen. Op de weg terug over het strand werd het echter nagenoeg nacht en begon het er wel heel erg dreigend uit te zien. Het bleek dat we vijf minuten te lang in dat dorpje waren gebleven en die vijf minuten waren het verschil tussen droog overkomen en kletsnat. Gelukkig hebben we niet zoveel draad aan ons lijf, dus veel kon er ook niet nat worden. Wat echter minder was, was dat onze dakluiken nog open stonden. En een nat bed is, zelfs met deze temperaturen, geen genoegen. Met wat droge lakens en plastic op de matras hebben we dit probleem opgelost.Omdat we nog steeds geen plaats hadden gevonden om ons Mannetje voor het winterreces achter te laten, besloten we na een week naar de Stumble Inn te gaan, nog een goede 100 km van Accra verwijderd en geleid door Nederlanders. Hoe anders was de ontvangst hier. Alsof ze ons verwachtte stond heel toevallig Sietske op de uitkijk en begroette ons allerhartelijkst. Ze leidde ons meteen naar het plaatsje vlak aan zee, waar onze wegbereiders Jan en Mariska ook al gestaan hadden. In hele korte tijd gaf ze ons het gevoel, dat we heel erg welkom waren, dat we in principe de auto wel konden achterlaten en dat ze een afspraak hadden met iemand, die voor 50 euro naar de luchthaven rijdt. Bijna werd deze geweldige ontvangst verpest door wat rot jochies. Terwijl we met wat andere gasten, een jong Canadees stel en een Amerikaan, die heel belangstellend naar onze auto waren komen kijken, een biertje zaten te drinken, viel ons op, dat twee jongetjes zich nogal lang bij onze auto ophielden. Omdat we nog niet afgesloten hadden, ging ik toch maar eens kijken. Aanvankelijk viel mij niets op, maar omdat ik de auto ook nog iets anders wilde neerzetten, klom ik in de cabine en miste meteen de Garmin GPS. Dan nog twijfel je even, ik keek naar die jongens, die inmiddels bij een ander groepje waren gaan staan en toen zag ik opeens in het gras, een beetje verstopt, niet alleen de Garmin liggen, maar ook nog de verrekijker en de kleine Nikon fotocamera! Allemaal ontvreemdt uit de cabine. Dat muisje heeft nog een hele lange staart gekregen. Allereerst schijnen die jongens al een behoorlijke aframmeling te hebben gekregen van een van de vrouwelijke personeelsleden, die hen kende. Sietske, die ten tijde van het voorval even weg was, nam het ook hoog op en is de volgende dag naar de school van die jongens geweest. Dat resulteerde er onder andere in, dat later die dag de moeder van de grootste van de twee jongens met haar zoon kwam om excuses aan te bieden. Ze stond erop, dat ik de vader, die in Accra werkte, telefonisch te woord moest staan. Het meeste wat de man zei heb ik niet verstaan, maar duidelijk was wel hoe erg ze het vonden. De jongen bood middels een knieval zowel aan Wil als aan mij zijn excuses aan. Aan het eind van de middag kwam ook het schoolhoofd nog met een onderwijzer zich uitputten in verontschuldigingen. Gelukkig is deze bijna diefstal met een sisser afgelopen.

Niet helemaal zonder sisser liep een akkefietje af met een lokale diender. De politieagenten langs de kust van Ghana onderscheiden zich in negatieve zin van hun collega’s elders in het land. Dat hadden we al gehoord en ondervonden wij ook aan den lijve. In Sekondi-Takoradi, een grote stad, hadden we inkopen gedaan bij een supermarkt, alleen hadden we nog geen groente. Op de uitvalsweg zag Wil wat stalletjes en riep “stop” vlakbij een kruising. Voor de kruising kon niet meer, dus keurig na de kruising op een strook naast de rijweg geparkeerd. Althans, ik vond het keurig, maar niet die in het wit geklede diender. Uit het niets (lees: liggend op een bankje onder een boom) stond hij ineens voor me en sommeerde me uit de auto te komen. Volgens hem mocht ik daar, bij die stoplichten, helemaal niet stoppen. Stoplichten? Meneer, die stoplichten doen het niet en verder staat er helemaal geen stop- of parkeerverbod. Helemaal fout. Als ik maar heel deemoedig had gezegd “Ja meneer de agent” “Sorry, meneer de agent, ik zal het nooit meer doen”, ja dan was ik er zonder bekeuring van afgekomen, zei hij, maar nu ik zijn verhaal in twijfel durfde te trekken was ik aan de beurt. En wel voor een belachelijk bedrag, nog gekker dan toen in TanTan in Marokko. Maar dit keer weigerden we te betalen. Om een lang verhaal (duurde een uur) kort te maken: we hebben ons even afgezonderd, de reeds uitgeschreven bekeuring werd vernietigd en wat bankbiljetten verdwenen in de zak van de agent: ’s lands wijs, ’s lands eer zullen we maar zeggen.

The Stumble Inn ligt vlakbij het plaatsje Elmina, dat vooral bekendheid geniet door een groot kasteel, in 1482 gebouwd door de Portugezen. Maar in 1637 kwamen die vermaledijde Nederlanders, die het kasteel veroverden en en passant op een naastgelegen heuvel ook nog eens een fort bouwden. Ze waren ook niet van plan om de eerstvolgende ruim tweehonderd jaar weg te gaan. In dat kasteel hebben we een rondleiding gehad. Nu hebben we ook al zoiets gezien en gehoord in Senegal op het Ile de Gorée en die verhalen, zijn toch bijna allemaal hetzelfde. Met name de wreedheid van de slavenhandelaars komt uitgebreid aan bod. Nu wil ik geenszins bagatelliseren wat daar toentertijd allemaal gebeurd is en hoe die slaven als vee behandeld werden, maar er wordt wel consequent voorbijgegaan aan de rol van de lokale chiefs. De Europeanen dreven handel, ze kwamen met goederen uit Europa en die werden geruild voor goud, ivoor, specerijen en later dus ook voor slaven. Deze koopwaar in de meest ruimste zin van het woord, werd ze aangeboden door de lokale bevolking; zelf hebben de handelaren nooit slaven uit het binnenland gehaald. Verder vermoed ik, dat ook in die tijd de commerciële belangen groot waren. Dus kan ik mij niet voorstellen, dat je je handelswaar moedwillig de vernieling in laat gaan. Ook heeft bijna ieder fort of kasteel, het verschil is me niet helemaal duidelijk geworden, een zogenaamde “door of no return”. Meestal is het een nogal krappe opening in de buitenmuur. Heel dramatisch maar ook weer niet erg logisch. Veel waarschijnlijker is, dat de slaven zich in rijen op moesten stellen alvorens ze aan boord gingen. Maar als verhaal doet het natuurlijk wel goed.

Cape Coast Castle

Het kasteel in Cape Coast, slechts 20 kilometer verwijderd van Elmina, is nog een maatje groter en indrukwekkend gelegen. Hier waren de Nederlanders als eerste. Alleen hebben ze van dit kasteel niet lang kunnen genieten, want nadat het in een tijdbestek van 13 jaar vijf keer van eigenaar verwisselde, waren het de Engelsen die in 1664 aan het langste eind trokken. In tegenstelling tot de Nederlanders streefden de Engelsen er wel naar om van de Goudkust een kolonie te maken. Ze benoemden Cape Coast tot hun administratieve centrum. Het verhaal tijdens de rondleiding was nagenoeg hetzelfde als in Elmina inclusief het verhaal, dat in geuren en kleuren werd verteld, hoe de gouverneur zich als een emir uit 1001 nacht liet bedienen uit zijn harem. Dat vormt dan tevens een verklaring waarom er in Ghana mulatten zijn. De “door of no return” was hier veel aannemelijker omdat het in feite een grote poort was met dubbele openslaande deuren, die inderdaad pal op zee uitkwam.In Elmina is ook nog een Nederlandse begraafplaats. Uiteraard hebben we die eveneens met een bezoekje vereerd. Als je aankomt, zit het hek op slot, maar voordat je goed en wel uit de taxi bent gestapt, staat er al een vrouwtje klaar met de sleutel om het slot voor je te openen. De eerste indruk is, dat het er behoorlijk verwaarloosd uitziet. Verder valt op, dat hoewel we op een Nederlandse begraafplaats lopen er voornamelijk Engelsen liggen; de Nederlanders zullen al wel eerder geruimd zijn. Sommige graven zijn zelfs van heel recente datum en blijken van lokale notabelen te zijn. Wij kunnen alleen een familie Bartels en een zekere luitenant Orth (werd Oord vroeger zo geschreven?) onderscheiden. Er is een speciale herinneringsplaquette voor een andere luitenant. Hij heette Joost en is in 1872, heel triest, omgekomen, juist in de fase, dat we het fort overgedragen hebben aan de Engelsen., nadat die het van ons gekocht hadden.

Helaas zijn we het kaartje van die Indiër die we in The Sleeping Camel tegenkwamen, kwijtgeraakt, zodat we nooit zullen weten of en wanneer hij zijn 100ste land bezocht heeft, maar hij heeft me wel geprikkeld om tijdens een ledig uurtje, en daar hebben we er vele van, ook eens een lijst op te stellen. Het valt nog niet mee om een eenduidig antwoord te geven op de vraag hoeveel landen iemand bezocht heeft. Wat te denken bijvoorbeeld van Oost Duitsland? Telt dat nog mee als bezocht land? Of Taiwan? Of Tibet? Je gaat naar Tibet, niet naar China, al denkt de Chinese bezetter daar heel anders over. Ook een aardige is het voormalige Joegoslavië, vroeger één land tegenwoordig een stuk of vijf. En Antarctica, dat staatkundig gezien helemaal geen land is, mag je die meetellen? Al met al houd ik het nu op een score van 81. 100 Blijkt dus best wel veel te zijn. Nog even te gaan dus.

Was die ontmoeting met die Indiër in The Sleeping Camel al zeer vluchtig, nog vluchtiger was (gelukkig!) de ontmoeting met een slang, die ik heb gehad hier op The Stumble Inn. Zit je niets vermoedend te lezen, schiet ineens iets heel langs, groens en duns tussen je benen door. Het ging zo snel, dat je niet eens de tijd hebt om bang te zijn.

De laatste avonden hier interessante gesprekken en discussies gehad met Jolenta Weijers, free-lance journalist en Hans Walgraven, journalist “in ruste”, beide woonachtig in Nijmegen. Ze zijn hier deels voor werk, deels voor vakantie. Een voorvader van Hans heeft hier rondgereisd in de tijd, dat we nog in slaven handelden. Daarvan heeft hij een verslag gemaakt, dat bewaard is gebleven. Hans en Jolenta hebben het plan opgevat en inmiddels uitgevoerd, om diezelfde reis te maken en daarvan verslag te doen, zowel in boekvorm als in bewegende beelden. Uiteraard hadden ze zich goed voorbereid en verschaften ons dus ook veel achtergrondinformatie, informatie, die wij ook alweer een beetje in dit verslag verwerkt hebben. Uiteraard zijn wij heel benieuwd naar het eindresultaat.

Dit is alweer het laatste verslag van deze etappe van “From here to….?”. Alle noodzakelijke klusjes, inclusief de demontage van de lekke boiler, zijn gedaan. Hoewel we natuurlijk eerst van ons “Kerstreces” gaan genieten, zijn we ook alweer bezig met het vervolg. Vooral het verkrijgen van de noodzakelijke visa begint een steeds groter probleem te worden. De Letter of Invitation voor Angola is ons telefonisch wel toegezegd door een organisatie in Angola, maar tot op heden hebben we hem nog niet mogen ontvangen. Verder blijkt dat de Democratische Republiek Congo (DRC) ook steeds moeilijker doet. Onderweg is dat visum al nauwelijks meer te krijgen, terwijl je in Nederland een Bewijs van Goed Gedrag moet kunnen overleggen. Zo’n aanvraag kan wel drie maanden in beslag nemen. Dat lukt natuurlijk nooit meer voor 19 janauri, maar zelfs als het wel zou lukken wordt je afgescheept met een visum, dat je binnen een maand moet gebruiken. De benadering die we nu gaan kiezen is om zoveel mogelijk de visa onderweg te halen op ambassades, die bekend staan, dat ze (nog) niet moeilijk doen. Dat moet zeker voor de eerstvolgende landen gaan lukken. Als de DRC en/of Angola niet tijdig rond komen, zullen we in Kameroen of Gabon een locatie moeten zien te vinden om ons Mannetje voor de zomer van 2013 achter te laten. Dan zullen we in Nederland die twee ontbrekende visa moeten zien te verkrijgen. Krijgen we ze wel onderweg, dan wordt ons einddoel voor april Namibië. We houden jullie op de hoogte.

 

Groeten uit Cape Coast

 

 

3 Responses to “De Goudkust”

  1. Gonny& Johan G. Esendam schreef:

    Hey Wil & Gerard,

    Mooi verhaal, prachtige foto’s.
    Vanmorgen lag hier 10 cm sneeuw, hopelijk een witte Kerst.
    Goede thuisreis, fijne Kerstdagen en een goed en gezond 2013 zonder tegenslagen.

    Gonny & Johan

  2. joost & marlien schreef:

    Hallo Wil & Gerard,

    81 landen? Heb je Samnoun en Livigno meegeteld (alpenchallenges MX5 club).
    Mooi verhaal weer. Ik vraag me af, als je smeergeld betaalt aan zo’n ijverige diender, hoeveel is dat dan gerelateerd aan zijn maandinkomen?

    Groet, Joost

  3. Annie Huijskes schreef:

    Hallo Gerard en Wil
    Jullie lange verhaal weer gelezen en dat zag er goed uit.Ik kreeg van een aantal mensen te horen waarom ik niet had gereageerd op jullie bericht dus dat houden ze toch ook wel in. De gaten maar nu ben ik er toch snel bij tochkom maar weer gezellig naar ons Winterswijk want kou en sneeuw heeft ook heel veel met een lekker gluhweintje en stevige erwtensoep is niets mis mee.In elk geval welkom tuis
    Lief Harry en Annie

Laat een reactie achter