You are here: Home > Namibie en Zuid-Afrika > We klagen niet hoor!

We klagen niet hoor!

Maar het was hier wel verdomd warm, warmer dan we ons kunnen herinneren ooit eerder meegemaakt te hebben in deze contreien. Het begon al in Windhoek met temperaturen van dik in de dertig. Maar dat was nog niks vergeleken met wat daarna kwam.

Van het Kgalagadi National Park (NP) is het bekend, dat het er warm is. Het is niet voor niets een woestijnachtige omgeving, maar temperaturen van ruim boven de veertig graden zijn niet leuk meer. Het is zo warm, dat je niet eens meer zweet. Je transpiratievocht verdampt meteen. Het is dus geboden, dat je veel drinkt, want voordat je het weet, raak je uitgedroogd. Gelukkig werken die mechanismen in onze lichamen nog goed, waardoor we overdag veel water naar binnen werken en eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen, het koude biertje zich goed laat smaken. Soms zelfs een beetje te goed, maar dat terzijde!

In plaats van over de hoge temperaturen te beginnen, had ik het ook over onze valse start kunnen hebben. Dat zou ook niet voor het eerst geweest zijn, hoewel de oorzaak

Ravage

toch altijd weer anders is. Toen we besloten de auto te verschepen, heb ik eerst overlegd met de Belgische agent, welke haven we het beste als eindbestemming konden kiezen. Walvisbaai in Namibië paste ons natuurlijk beter dan Port Elisabeth in Zuid-Afrika, omdat wijzelf ook in Namibië aankwamen. De reputatie van de rederij, die op Walvisbaai vaart is echter niet zo best. Je hoort, dat er vaak in je camper wordt ingebroken. De Belgische agent stelde mij gerust; dat zou achterhaald zijn. Allemaal bewakingscamera’s, afgesloten dekken et cetera. Maar helaas, niets bleek minder waar. Op dinsdag 28 januari hadden we de afspraak met de lokale agent om de auto in de haven op te halen. Meteen toen ik ons Mannetje zag staan, bespeurde ik iets vreemds. Er lag iets boven op het dak. Nu kijk ik sinds Halifax altijd meteen boven op het dak, omdat ze daar het luik van onze ventilator aan gort hadden gereden en we daar pas achter kwamen, nadat we het haventerrein hadden verlaten. In dit geval ging het om een nieuw hoeslaken, nog keurig in de verpakking. Heel vreemd en aanvankelijk kon ik het ook niet rijmen. Later trouwens ook niet! Te opvallend om daarmee door de boot te lopen? Handen te vol? Zoiets zal het wel geweest zijn. Ook in de cabine zag ik meteen dat ze pogingen hadden gedaan om binnendoor naar achteren te komen, hetgeen duidelijk mislukt was. Maar toen ik de deur opendeed, zag ik meteen de ravage. Alles was overhoop gehaald. Met in het achterhoofd de verhalen van andere campereigenaren, hadden we niet veel van waarde in het woondeel meegenomen. Eigenlijk alleen wat keukengerei, handdoeken en lakens. De grootste schade bestond nog uit de verruïneerde matras. Het leek wel of een monteur, rechtstreeks uit de machinekamer, met ontzettend vuile handen en dito schoenen, zo uit zijn werk op het dievenpad was gegaan. Hij was via een dakluik binnengekomen en had met die schoenen op het bed gestaan. Hoe dat er uit zag laat zich raden. Overal vond je ook de afdrukken van zijn smerige handen terug. Zoals gezegd, veel van waarde was niet weg. Kleine, onbenullige dingetjes, nauwelijks de moeite waard. Aanvankelijk maakte ik nogal veel stennis, vroeg om een proces verbaal, maar in het besef, dat we die dag nog 400 kilometer moesten rijden om in Windhoek te komen, heb ik op een gegeven moment maar die ene bekende vinger omhoog gestoken en ben vertrokken. Erg coöperatief waren de mensen van die NMT Line ook niet. Al die tijd had Wil buiten de poort in de huurauto staan wachten, niet wetende wat er aan de hand was. Dat was deel I van de valse start. Het tweede deel had betrekking op onze gezondheid. In Nederland waren we allebei behoorlijk verkouden geweest. Ik zeg met opzet geweest, maar misschien is het gebruik van de voltooid verleden tijd hier niet op zijn plaats. Hoe dan ook, of het nu een meegebrachte verkoudheid was of een nieuw opgedane, feit is, dat we weer van voren af aan begonnen, waarbij Wil zich ook nog eens opnieuw heel slecht voelde, waardoor ze geen eetlust had. Verder bleek de agent in Walvisbaai verzuimd te hebben om ons van een Cross-Border-Permit te voorzien, zeg maar wegenbelasting voor een buitenlandse auto, waardoor we ernstig in overtreding waren. Zouden we aangehouden zijn, dan had dat een fikse bekeuring opgeleverd. Hier kwamen we op vrijdagmiddag achter, te laat om alsnog zo’n papiertje in Windhoek te halen. Daarop besloten we dan maar ons vertrek uit te stellen tot na het weekend, bijna driekwart week later dan gepland.

Ik ben niet bang!

Ons eerste doel was het Kgalagadi National Park gelegen op de grens van Namibië (NAM), Botswana (BOT) en Zuid-Afrika (ZA). Dit park is een samenwerking tussen de

Even sproeien

laatste twee landen. Het maakt deel uit van de Kalahari woestijn en staat bekend om de diverse katachtigen, die je hier kunt aantreffen. Nu dacht ik, dat je alleen in Nossob, dat middenin het park ligt, of in Twee Rivieren aan de zuidkant op een camping kunt overnachten. Dus vroeg ik naar de eerste. Maar die was volgens de juffrouw van de administratie te ver om gezien het tijdstip (16.00 uur) nog voor 19.30 uur te bereiken, het tijdstip waarop de poort sluit. Twee Rivieren kon nog wel en dus koos ik daarvoor. Later kwam ik er achter, dat we ook gewoon in Mata-Mata hadden kunnen blijven. Nu werd het toch een beetje een race tegen de klok, vooral ook toen we vrij snel in mul zand terecht kwamen en ik zelfs de lage gearing nodig had. Dat zette er extra druk op, waardoor we nog maar weinig oog hadden voor de natuur. Of eigenlijk zagen we die wel, maar we namen niet de moeite om te stoppen en foto´s te maken. Natuurlijk hadden we dat wel gedaan als een luipaard ons pad had gekruist, maar dat gebeurde niet. Nee, daarvoor moesten we wachten tot de laatste dag dat we in dit park vertoefden, op weg van Noss0b, waar we de volgende dag overnacht hadden naar Twee Rivieren. De dag was voor ons nog maar nauwelijks begonnen of we zagen een cheetah. Nu melden wij steeds, dat we nog nooit een luipaard hebben gezien, maar hetzelfde geldt ook voor deze andere grote kat. Eigenlijk is het ook een luipaard, een jachtluipaard. Doordat dit beest op de korte afstand een snelheid van 100 tot 120 kilometer per uur kan halen, wordt het gezien als het snelste zoogdier op aarde. Het verbaast ons altijd weer, dat beesten zoals de oryx helemaal niet bang zijn en op korte, maar kennelijk wel veilige afstand, staan toe te kijken. Pas als de cheetah in beweging komt, dan nemen ze wat meer afstand. Maar je moet niet denken, zoals wij met ons mensenverstand wel doen, dat ze er meteen vandoor gaan en een

Te zwak om te staan

grote afstand tot het potentiële gevaar creëren. “Onze” cheetah kwam alleen maar in beweging om een volgende boom met zijn urine te besproeien, alvorens weer 50 meter verder onder een boom neer te zijgen en zijn sluimertoestand te hervatten. Dit alles onder het toeziend oog van het groepje oryxen. De vorige dag hadden we bij een waterput een leeuwin zien liggen, die duidelijk aan het eind van haar latijn was. Het beest probeerde op te staan, maar haar achterpoten begaven het. We konden niet zien waardoor het zo verzwakt was. Was het gewond geraakt tijdens de jacht? Of was het de leeftijd? Wil had er ’s nachts over gedroomd. Hadden we dat niet moeten melden bij de rangers? Nee, hier doet de natuur gewoon zijn werk. We waren wel nieuwsgierig of ze er nog lag. Met enige moeite ontdekten we haar onder een struik. Zo te zien was alle leven uit haar geweken.

Hoewel wij, terwijl we rijden, ook goed rondkijken, moeten we het toch vaak van andere mensen hebben om daadwerkelijk iets te zien. Je ziet dan een of meerdere auto’s stilstaan en dan weet je dat er wat is. Tegen een helling, waar we bij een vorig bezoek aan dit park, een groep leeuwen hadden gezien, lagen nu twee grote katten onder een boom. Vanuit de ene auto werd gezegd, dat het twee cheetah’s zouden zijn. Nee, zei iemand vanuit de andere auto, het zijn twee luipaarden. Dat laatste klonk ons als muziek in de oren en eerlijk gezegd, dachten wij dat op dat moment ook. omdat ze zo van afstand te zien een grotere kop hadden, dan de cheetah. Wij helemaal blij. Eindelijk hebben wij dan ook een luipaard gespot! En niet een, maar zelfs twee tegelijk! En nog was het feestje van die dag niet ten einde, want nog geen twee kilometer verder kwam zomaar een leeuwin aangewandeld, met achter haar vier kleine welpen op een rij. Dat was de kers op de taart! Het korte filmpje, dat ik later op Facebook heb gezet, oogstte dan ook veel bijval. Maar datzelfde bericht bevatte ook foto’s van onze luipaarden en werden door Sjors en Monique gezien, een bevriend stel dat we eerder bij Ronald in Kameelfontein, een soort ontmoetingsplek van overlanders, hebben ontmoet en zeer ervaren (Zuid-)Afrikareizigers zijn. Zij hielpen ons uit de droom: onze luipaarden waren geen luipaarden maar cheetah’s. Met behulp van Wikipedia en door sterk op de foto’s in te zoomen (strepen langs z´n neus!), konden wij ook niet anders concluderen, dan dat het helaas geen luipaarden waren. De rode draad door onze Afrika-verslagen blijft dus nog even intact!

Het plan was om na het het Kgalagadi NP een bezoek te brengen aan het Augrabies NP, vooral bekend vanwege zijn watervallen en wat minder om zijn dieren. Niet ver voor het park hebben we overnacht om daar vervolgens van andere gasten te horen, dat het vanwege gebrek aan water niet de moeite waard was om dit park te bezoeken. Vervolgens deed de vraag zich voor, hoe we onze reis zouden vervolgen. Een vast omlijnd plan hadden we nog niet. Gaan we een complete ronde door ZA en BOT maken om uiteindelijk weer terug in Windhoek te komen voor onze thuisvlucht? Of proberen we de auto ergens in de buurt van Johannesburg achter te laten? Dan moeten we weliswaar een ticket kopen om van Joburg naar Windhoek te vliegen, maar dat heeft wel als voordeel, dat als we in december terugkeren, we meteen even naar Mozambique kunnen rijden. Dat is een voorwaarde in de wet van ZA, dat je binnen een jaar het land (eigenlijk de douane-eenheid met NAM en BOT) moet verlaten. Toen Ronald aanbood, dat we de auto wel bij hem mochten stallen, was de beslissing snel genomen. Het gaf meteen meer lucht voor onze plannen in Zuid-Afrika. Het maakt nogal wat uit of je op enig moment nog naar Windhoek moet rijden of “alleen maar” naar Kameelfontein, vlakbij Pretoria gelegen.

Jan van Genten – wat bezielt ze?

Min of meer op de vlucht voor de hitte, die we tot dan ervaren hadden, zijn we in een paar etappes, via de Grote Karoo vlakte (nog heter), naar Lambertsbaai aan de westkust gereden. Aan die kant van zuidelijk Afrika weet je een ding zeker: dankzij een koude golfstroom, is het daar nooit echt warm. Sterker nog, met een beetje pech komt er een mist vanuit zee opzetten en wordt het zelfs koud. Dat gebeurde de avond, dat we een gezellig samenzijn hadden met Jan en Marit, een Nederlands echtpaar, dat bezig is met een reis van 1.5 jaar door Afrika. Helaas voor hen zit het er bijna op en gaat de Landrover binnenkort in de container terug naar Nederland. Ze bleken Sjors en Monique ook al een paar keer ontmoet te hebben. De kans dat wij elkaar nog eens tegen zullen komen is niet groot, maar zou het wel gebeuren, dan zouden we ongetwijfeld elkaar nog veel te vertellen hebben en zou het opnieuw gezellig worden!

In Lambertsbaai bezoek je ook het vogeleiland, dat eigenlijk geen eiland meer is, sinds het met een dam aan het vasteland verbonden is en zo een min of meer natuurlijke haven vormt. Op dit eiland verblijft een gigantische kolonie Jan van Genten. Ik hoorde iemand zeggen, dat de populatie uit zo’n 80.000(!) exemplaren bestaat. We hebben het niet gecontroleerd, maar Je vraagt je wel eens af wat die beesten bezielt om met zo velen zo dicht op elkaar te gaan zitten. Ze zorgen wel plaatselijk voor een dikke laag mest, iets wat je al op grote afstand kunt ruiken. Of was het toch de fabriek waar de vis verwerkt wordt? Misschien wel allebei!

Aan de Cederbergen bewaren we goede herinneringen van ons vorige bezoek, toen we hier ook helemaal doorheen getrokken zijn en in Sutherland nog de grote telescoop bezocht hebben. Een gedeeltelijke herhaling zou helemaal niet verkeerd zijn, dus togen we naar een camping in dat park met de bedoeling om de volgende dag zuidwaarts te trekken. Hadden we maar vastgehouden aan dat plan, dat zou ons wat problemen hebben bespaard. Daarentegen zouden we ook weer een ervaring gemist hebben. Bestudering van de kaart leerde ons, dat niet erg veel verder oostwaarts nog een NP lag, dat we nog niet eerder bezocht hadden: het Tangkwa Karoo NP. Spontaan besloten we ons plan te wijzigen en dat park met een bezoek te vereren. Een weliswaar zeer oude versie van de Lonely Planet vermeldt het park nauwelijks. Ook via het internet lukte het me niet om de formele ingang te vinden, maar toen de TomTom het Tangkwa Tented Camp wist te vinden, heb ik dat maar ingebracht, in de veronderstelling, dat de ingang van het park dan ook niet ver weg kon zijn.  Nu kan ik over de weg er naar toe ook al van alles vertellen, maar het meest memorabele was, dat Wil telkens de auto uit moest om een hek van een boerderij te openen en weer te sluiten. Op een gegeven moment reden we samen op met een motorrijder. Die moet van al

14 stuks had de motorrijder geteld!

die hekken helemaal simpel geworden zijn. Stel je voor: je bent die motorrijder in een dik leren pak in deze hitte van 40+ graden. Je komt bij een hek, motor op de standaard, hek open, motor duwend naar de ander kant brengen en vervolgens het hek te sluiten. Een paar keer konden we hem deze beproeving besparen, doordat Wil het hek voor hem open kon houden. En vervolgens stond hij weer bij het volgende op ons te wachten. Was de gravelweg een beetje fatsoenlijk, dan schoot hij sneller op, maar op sommige stukken zou een off road motor met dito ervaring wel van pas gekomen zijn. Afijn, we waren net wat eerder in dat Tented Camp dan hij en hadden onze eerste halve liter al achter de kiezen. Het was echt afzien geweest, vooral voor de “hekbedieners”.

Hier gaat waarschijnlijk de fik in

Toen volgde de verrassing. We bleken niet op zomaar een camping aangekomen, nee, deze plaats staat bekend om zijn AfrikaBurn festival, een regionale versie van het Burning Man evenement. Wil je er meer over weten, dat moet je het maar even opzoeken op het internet. Het lijkt op een groot hippie-gebeuren, waarbij allerlei kunstwerken worden opgebouwd, om later verbrand te worden. De eerste kunstuitingen voor de volgende versie stonden er al. Ook in en bij de camping stonden diverse kunstwerken. Verder was het weer zo’n plek, die je overal in de wereld tegenkomt en die een aantal dingen gemeenschappelijk hebben. Het is een kroeg, die met allerlei prullaria opgeleukt wordt en waar het plafond vol hangt met petten en/of BH’s. Hier waren het vooral petten, in Australië waren we in een versie met vooral BH’s. Ik kan me nog wel herinneren, dat de maat deed vermoeden, dat speciaal voor dat doel een exemplaar van (schoon)moeders was geleend!

Prullaria

Aanvankelijk prezen we ons gelukkig, dat we rechtstreeks vanuit het Tented Camp het NP in konden rijden, maar die emotie duurde nog geen kilometer. Het pad, was zo verschrikkelijk slecht, zo’n diep wasbord, dat de vullingen uit onze tanden waren gerammeld, als die niet goed hadden vastgezeten. Ongelooflijk hoe dan de boel tekeer gaat. Je vreest dat de auto in stukjes uit elkaar gaat vallen. Voor een deel gebeurde dat ook. Opeens zie ik een vonkenregen vanonder het dashboard vandaan komen. Dat blijkt een voedingsdraad te zijn, die toch al 120.000 kilometer mee gehobbeld is en het nu voor gezien houdt. Kennelijk ook niet goed gezekerd. Een soortgelijk probleem, maar met veel vervelender consequenties, doet zich later voor als we op onze schreden zijn teruggekeerd en ons middels een hoofdweg, nog steeds gravel, richting Ceres begeven. Ons Mannetje besluit er de brui aan te geven. Alles wijst erop, dat we een brandstofprobleem hebben en niet omdat de tank leeg zou zijn. Daar sta je dan, op een bloedhete gravelweg in de zon, zonder enkele beschutting. Nu had ik de auto wel zo uit laten lopen, dat ik gebruik kon maken van de omgeving om de cabine met de lier te openen. Maar dat blijft toch altijd een aardige klus. Het alternatief is om te wachten tot er iemand voorbij komt en hem te vragen te helpen met het op spierkracht kantelen van de cabine. Ik besluit voor de laatste optie te gaan. Gelukkig hoeven we niet lang te wachten of er verschijnt een stofwolk aan de einder. We hebben mazzel. Een grote Afrikaner stapt uit, samen met zijn wat ielige zwarte voorman. Dit laatste neem ik aan, maar gezien, hoe ze met elkaar omgaan, lijkt me dat geen onredelijke veronderstelling. Als we de cabine gekanteld hebben, ziet hij als eerste het loshangende draadje. Jawel hoor, het voedingsdraadje van de brandstofpomp is door al dat geschud en getril ook moe geworden en afgebroken. Hier had de hulp van de Afrikaanse weldoener op kunnen houden, maar zijn behulpzaamheid ging zover, dat ik alleen maar aan hoefde te reiken, wat hij aan gereedschap en onderdeeltje (nieuw oog) nodig had. Zo zie je maar weer, ook nu gold weer, dat hulp nooit ver weg is. Zelfs niet op een zeer eenzame weg in de Karoo van Zuid-Afrika.

Dit avontuur zorgde er wel voor, dat toen we de afslag passeerden, die naar de officiële ingang van het NP leidde, gewoon zijn doorgereden. Voorlopig hebben we wel weer even ons portie van slechte wegen gehad. Ook verlangden we steeds sterker, naar de meer groene omgeving van de Afrikaanse zuidkust. En dat is waar we nu zijn. In Mosselbay om precies te zijn, vanaf onze campingplaats uitkijkend over de oceaan, met een trui aan. Dat wel!

 

 

5 Responses to “We klagen niet hoor!”

  1. Rik schreef:

    Hoi Wil & Gerard,
    Heel avontuur weer en zo schitterend verwoord!
    Die hitte in de Karoo roept herinneringen bij me op.. Man wat was ik blij als ik ’s avonds na ’t werk mijn strakke pak uit kon doen. Veel meer dan dorpen (en een enkele kleine stad) heb ik niet gezien destijds. Daarom geniet ik des te meer van je verslag!
    Thx & grtn Rik

  2. joost & marlien schreef:

    Gerard,
    Dat van die halve liters is wel duidelijk, maar hoe zit het inmiddels met de eetlust van Wil?
    groet, Joost

  3. Dick en Jacq schreef:

    Hallo, mooi verhaal weer, terwijl wij met onze 4wd door Argentinië crossen ook over wasbordjes en potholes.
    We hebben zelfs de 4wd één keer moeten gebruiken, namelijk bij een scherpe draai op gravel bij een hotel, hahaha.
    Dat is veel minder malheur dan wat jullie hebben gereden. Veel plezler nog!

  4. Rob Grotenhuis schreef:

    Het is iedere keer weer de vraag in wat voor vreemde situaties jullie weer terecht komen. Altijd weer verrassend en mooi om te lezen.
    Dank je wel

  5. Han Hagen schreef:

    Dag Gerard en Wil,

    Achter een glas koele witte wijn op een zonnig terras in Rosas las ik jullie verhaal. Wat een lap tekst. Wat een ellende weer. Gelukkig allemaal uit vrije wil 🥴.
    Ik hoop dat de gezondheid weer beter is en dat Mannetje blijft presteren.

    Vr. gr.

    Han

Laat een reactie achter